Draadloos netwerk instellen

[Opmerking]
  • Afhankelijk van het model is een draadloos netwerk mogelijk niet beschikbaar (zie Functies per model).

Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID), een beveiligings-id en een Netwerkwachtwoord voor het netwerk gegenereerd. Vraag uw netwerkbeheerder om deze informatie voordat u verder gaat met de installatie van het apparaat.

Methoden voor het instellen van een draadloos netwerk

U kunt de instellingen van uw draadloze netwerk configureren vanaf het apparaat of de computer. Kies de instellingsmethode uit de onderstaande tabel.

[Opmerking]
  • Sommige installatiemethoden voor het draadloze netwerk zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van het model of land.

  • Het wordt ten strengste aangeraden dat u het wachtwoord instelt op Access Points (Toegangspunten). Als u het wachtwoord niet instelt op Acces Points (Toegangspunten) kunnen onbekende apparaten, waaronder pc's, smartphones en printers, mogelijk illegaal toegang krijgen. Raadpleeg de gebruikershandleiding Acces Points (Toegangspunten) voor de wachtwoordinstellingen.

Installatiemethode

Verbindingsmethode

Beschrijving & Referentie

Met toegangspunt

Via de computer

Zie Instellen via USB-kabel voor Windows.

Zie Toegangspunt zonder USB-kabel voor Windows.

Zie Instellen via USB-kabel voor Mac.

Zie Toegangspunt zonder USB-kabel voor Mac.

Zie Een netwerkkabel gebruiken.

Vanaf het bedieningspaneel van het apparaat

Zie Het menu WPS-instellingen gebruiken .

zie Wi-Fi-netwerken gebruiken.

Wi-Fi Direct instellen

Zie Wi-Fi Direct voor mobiel printen instellen.

Het menu WPS-instellingen gebruiken

Als uw printer en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunen, kunt u de instellingen voor het draadloze netwerk eenvoudig zonder computer configureren via het knopmenu WPS.

[Opmerking]
  • Als u het draadloze netwerk wilt gebruiken in de infrastructuurmodus, koppelt u de netwerkkabel los van het apparaat. Of u de knop WPS (PBC) gebruikt of het PIN-nummer invoert om verbinding te maken met het toegangspunt, hangt af van het toegangspunt (of de draadloze router) die u gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze router) dat u gebruikt voor meer informatie.

  • Wanneer u de WPS-knop gebruikt om het draadloos netwerk in te stellen, kunnen de beveiligingsinstellingen wijzigen. Vergrendel de WPS-optie in de beveiligingsinstellingen van het huidige draadloze netwerk om dit te voorkomen. De naam van de optie kan verschillen afhankelijk van het toegangspunt (of draadloze router) dat/die u gebruikt.

Wat u nodig hebt

  • Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.

  • Controleer of uw apparaat Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.

  • Netwerkcomputer (alleen in de PIN-modus)

Uw type kiezen

Er zijn twee methoden waarmee u het apparaat kunt verbinden met een draadloos netwerk.

  • Met de Push Button Configuration (PBC)-methode kunt u het apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk door te drukken op het knopmenu WPS op het bedieningspaneel van uw apparaat en op de WPS-knop (of PBC-knop) op een toegangspunt dat (of draadloze router die) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.

  • Bij de PIN (Personal Identification Number)-methode kunt u uw apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de meegeleverde PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt dat (of draadloze router die) WPS (Wi-Fi Protected Setup™) ondersteunt.

WPS-verbinding maken

De fabrieksinstelling voor uw apparaat is de modus PBC. Deze wordt aanbevolen voor een gewone draadloze netwerkomgeving.

Aansluiten in PBC-modus
  1. Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel en selecteer Netwerk > Draadloos > WPS-instellingen > Aansluiten via PBC.

  2. Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router).

  3. Volg de instructies op het scherm.

    De berichten worden weergegeven op het scherm.

Verbinding maken in PIN-modus
  1. Druk op Netwerk > Draadloos > WPS-instellingen > Aansluiten via PIN.

  2. De achtcijferige PIN-code verschijnt op het display.

    U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de draadloze router).

  3. Volg de instructies op het scherm.

    De berichten worden weergegeven op het scherm.

Wi-Fi-netwerken gebruiken

Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.

  1. Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel en selecteer Netwerk > Wi-Fi AAN/UIT en vervolgens AAN op het scherm.

  2. Het apparaat geeft een lijst met beschikbare netwerken. Nadat een netwerk is geselecteerd, vraagt de printer naar de bijbehorende beveiligingscode.

  3. Selecteer de gewenste Wi-Fi-netwerkoptie.

Instellen met Windows

[Opmerking]

Snelkoppeling naar programma Samsung Easy Wireless Setup zonder CD: Als u het printerstuurprogramma eenmaal hebt geïnstalleerd, hebt u zonder cd toegang tot het programma Samsung Easy Wireless Setup.

Instellen via USB-kabel

Wat u nodig hebt
  • Toegangspunt

  • Netwerkcomputer

  • Software-cd die bij het apparaat is geleverd

  • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken

  • USB-kabel

Opzetten van de netwerkinfrastructuur
  1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.

  2. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.

  3. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.

    Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Alle programma's > Toebehoren > Uitvoeren.

    Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-rom-station en klik op OK.

    • Voor Windows 8:

      Als het installatievenster niet wordt weergegeven, gaat u naar Charms(charms) en selecteert u Zoeken > Apps(App) en zoekt u Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u 'X' vervangt door de letter van uw cd-romstation, en klik op OK.

      Als het pop-upvenster Tik om te kiezen wat met deze schijf moet gebeuren wordt weergegeven, klikt u op het venster en selecteert u Run Setup.exe.

  4. Controleer en accepteer de installatie-overeenkomst in het installatievenster. Klik daarna op Volgende.

  5. Selecteer Draadloos in het scherm Type printerverbinding. Klik daarna op Volgende.

  6. Selecteer in het scherm Stelt u uw printer voor de eerste keer in? de optie Ja, ik wil het draadloze netwerk voor mijn printer instellen . Klik vervolgens op Volgende.

    Als uw printer al is verbonden met het netwerk, selecteert u Nee, mijn printer is al verbonden met mijn netwerk.

  7. Selecteer Een USB-kabel gebruiken op het scherm Selecteer de installatiemethode voor een draadloze verbinding. Klik daarna op Volgende.

  8. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken en klik op Volgende.

    [Opmerking]

    Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u de draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op Geavanceerde instelling.

    • Voer de naam van het draadloze netwerk inTyp de SSID van het toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig).

    • WerkingsmodusSelecteer Infrastructuur.

    • Verificatieselecteer een verificatietype.

      Open syst. er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.

      Ged. sleutelverificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.

      WPA Privé of WPA2 PrivéSelecteer deze optie als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients.

    • CoderingSelecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128, TKIP, AES, TKIP AES).

    • Wachtwoord netwerkVoer de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord in.

    • Netwerksleutel bevestigenBevestig de sleutelwaarde van het netwerkwachtwoord.

    • WEP-sleutelindexAls u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.

    [Opmerking]

    Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.

    Voer het netwerkwachtwoord van het toegangspunt (of de router) in.

  9. Het volgende scherm verschijnt als uw printer Wi-Fi Direct ondersteunt.

    Klik op Volgende.

    [Opmerking]
    • De optie Wi-Fi Direct verschijnt alleen op het scherm als uw printer deze functie ondersteunt.

    • Met Samsung Easy Printer Manager kunt u Wi-Fi Direct opbouwen (zie Wi-Fi Direct installeren).

    • Naam Wi-Fi Direct: De standaard Wi-Fi Direct-naam is de modelnaam en is maximaal 22 tekens lang.

    • Wachtwoordinstelling is de numerieke reeks en tussen de 8 en 64 tekens lang.

  10. Als het instellen van het draadloze netwerk is voltooid, verwijder dan de USB-kabel tussen de computer en de printer. Klik op Volgende.

  11. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren.

  12. Volg de instructies in het installatievenster.

Toegangspunt zonder USB-kabel

Wat u nodig hebt
  • PC met WiFi en Windows 7 of hoger en een toegangspunt (router)

  • Software-cd die bij het apparaat is geleverd

  • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken

[Opmerking]

Wanneer het draadloze netwerk wordt ingesteld, gebruikt het apparaat het draadloze LAN van de pc. U kunt mogelijk geen verbinding maken met internet.

Opzetten van de netwerkinfrastructuur
  1. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.

  2. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.

    Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Alle programma's > Toebehoren > Uitvoeren.

    Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-rom-station en klik op OK.

    • Voor Windows 8:

      Als het installatievenster niet wordt weergegeven, gaat u naar Charms(charms) en selecteert u Zoeken > Apps(App) en zoekt u Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u 'X' vervangt door de letter van uw cd-romstation, en klik op OK.

      Als het pop-upvenster Tik om te kiezen wat met deze schijf moet gebeuren wordt weergegeven, klikt u op het venster en selecteert u Run Setup.exe.

  3. Controleer en accepteer de installatie-overeenkomst in het installatievenster. Klik daarna op Volgende.

  4. Selecteer Draadloos in het scherm Type printerverbinding. Klik daarna op Volgende.

  5. Selecteer in het scherm Stelt u uw printer voor de eerste keer in? de optie Ja, ik wil het draadloze netwerk voor mijn printer instellen . Klik vervolgens op Volgende.

    Als uw printer al is verbonden met het netwerk, selecteert u Nee, mijn printer is al verbonden met mijn netwerk.

  6. Selecteer Een directe, draadloze verbinding gebruiken in het scherm Selecteer de installatiemethode voor een draadloze verbinding. Klik daarna op Volgende.

    [Opmerking]
    • Zelfs als uw computer werkt op Windows 7 of hoger, kunt u deze functie niet gebruiken als uw pc geen draadloos netwerk ondersteunt. Stel het draadloze netwerk in met een USB-kabel (zie Instellen via USB-kabel).

    • Als het hieronder afgebeelde scherm wordt weergegeven, moet u binnen twee minuten op de (WPS)-knop drukken op het bedieningspaneel.

  7. Wanneer het instellen van het draadloze netwerk voltooid is, klikt u op Volgende.

  8. Volg de instructies in het installatievenster.

Instellen met Mac

Wat u nodig hebt

  • Toegangspunt

  • Netwerkcomputer

  • Software-cd die bij het apparaat is geleverd

  • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken

  • USB-kabel

Instellen via USB-kabel

  1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en aan staat.

  2. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.

  3. Selecteer het CD-ROM-volume dat verschijnt in vindfunctie.

  4. Dubbelklik op het pictogram Install Software.

  5. Lees de licentieovereenkomst en vink het vakje akkoord voor installatie aan.

  6. Klik op Volgende

  7. Selecteer Draadloos in het scherm Type printerverbinding.

  8. Klik op Volgende

  9. Als het installatieprogramma vraagt om toegang tot de sleutelketen, klikt u op Weigeren.

    [Opmerking]

    Als u bij deze stap op Altijd toestaan hebt geklikt, wordt het venster Een draadloze printer selecteren weergegeven zonder dat er om toegang tot de sleutelketen is gevraagd. Als dit gebeurt, klikt u in het venster Een draadloze printer selecteren op Annuleren.

  10. Selecteer op het scherm Selecteer de installatiemethode voor een draadloze verbindingEen USB-kabel gebruiken en klik vervolgens op Volgende.

    Ga verder met stap 14 als het scherm niet wordt weergegeven.

  11. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken en klik op Volgende.

    [Opmerking]

    Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op Geavanceerde instelling.

    • Voer de naam van het draadloze netwerk inTyp de SSID van het toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig).

    • Werkingsmodusselecteer Infrastruct..

    • Verificatieselecteer een verificatietype.

      Open syst. er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.

      Ged. sleutelverificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.

      WPA Privé of WPA2 PrivéSelecteer deze optie als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van de vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients.

    • Coderingselecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128, TKIP, AES)

    • Netwerksleutelgeef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in.

    • Netwerksleutel bevestigenbevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering.

    • WEP-sleutelindexAls u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:.

    Als de beveiliging van het toegangspunt is ingeschakeld, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.

    Voer de netwerksleutel van het toegangspunt (of de router) in.

  12. Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende.

    [Opmerking]
    • Met Samsung Easy Printer Manager kunt u Wi-Fi Direct opbouwen (zie Wi-Fi Direct installeren).

    • Wi-Fi Direct-naam: De standaard Wi-Fi Direct-naam is de modelnaam en is maximaal 22 tekens lang.

    • Indstilling af adgangskode is de numerieke reeks en tussen de 8 en 64 tekens lang.

  13. Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt geopend. Klik op Volgende.

  14. Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op Volgende.

  15. Volg de instructies in het installatievenster.

Toegangspunt zonder USB-kabel

Wat u nodig hebt
  • Mac met WiFi en Mac OS 10.7 of hoger en een toegangspunt (router)

  • Software-cd die bij het apparaat is geleverd

  • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken

  1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en aan staat.

  2. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.

  3. Selecteer het CD-ROM-volume dat verschijnt in vindfunctie.

  4. Dubbelklik op het pictogram Install Software.

  5. Lees de licentieovereenkomst en vink het vakje akkoord voor installatie aan.

  6. Klik op Volgende.

  7. Selecteer Draadloos in het scherm Type printerverbinding.

  8. Klik op Volgende.

  9. Als het installatieprogramma vraagt om toegang tot de sleutelketen, klikt u op Toestaan.

  10. Als het venster Een draadloze printer selecteren wordt weergegeven, selecteert u de printer met de naam DIRECT-xxx.

    [Opmerking]

    Als het scherm Op de WPS-knop van uw printer drukken wordt weergegeven, drukt u binnen 2 minuten op de (WPS-)knop in het bedieningspaneel.

  11. Als het instellen van het draadloze netwerk is voltooid, volgt u de instructies in het installatievenster.

Een netwerkkabel gebruiken

[Opmerking]

Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw netwerkconfiguratie.

Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen.

Wat u nodig hebt

  • Toegangspunt

  • Netwerkcomputer

  • Software-cd die bij het apparaat is geleverd

  • Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken

  • Netwerkkabel

Een netwerkconfiguratierapport afdrukken

U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat worden gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te drukken.

zie Een netwerkconfiguratierapport afdrukken.

IP-adres instellen via het programma SetIP (Windows)

Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat handmatig in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport terugvindt.

Zie Een netwerkconfiguratierapport afdrukken.

Het draadloze netwerk van het apparaat configureren

Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloze netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd) weten. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.

Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt u SyncThru™ Web Service gebruiken.

SyncThru™ Web Service gebruiken

Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk.

  1. Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten.

  2. Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.

    Voorbeeld:

  3. Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website.

  4. Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, moet u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen.

    • ID admin

    • Password sec0000

  5. Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings.

  6. Klik op Wi-Fi > Wizard.

  7. Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst.

  8. Klik op Next.

    Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord (netwerkwachtwoord) in en klikt u op Next.

  9. Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de instellingen van het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op Apply.

Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen

  1. Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten.

  2. Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.

    Voorbeeld:

  3. Klik op Login in de rechterbovbenhoek van de SyncThru™ Web Service-website.

  4. Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, moet u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen.

    • ID admin

    • Password sec00000

  5. Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings.

  6. Klik op Wi-Fi.

  7. U kunt het Wi-Fi-netwerk in- en uitschakelen.

Wi-Fi Direct voor mobiel printen instellen

Wi-Fi Direct biedt een veilige en gebruiksvriendelijke peer-to-peerverbinding tussen een Wi-Fi Direct-printer en mobiel apparaat.

Met Wi-Fi Direct kunt u uw printer aansluiten op een Wi-Fi Direct-netwerk, terwijl deze ook verbonden is met een toegangspunt. U kunt ook tegelijkertijd gebruik maken van een bekabeld netwerk en een Wi-Fi Direct-netwerk, zodat meerdere gebruikers documenten kunnen openen en afdrukken via Wi-Fi Direct en het bekabelde netwerk.

[Opmerking]
  • U kunt geen verbinding maken met het internet via Wi-Fi Direct op uw printer.

  • De lijst met ondersteunde protocollen kan verschillen per model. Wi-Fi Direct-netwerken ondersteunen NIET IPv6-, netwerkfilterings-, IPSec-, WINS- en SLP-diensten.

  • Er kunnen maximaal 4 apparaten via Wi-Fi Direct worden aangesloten.

Wi-Fi Direct installeren

U kunt de Wi-Fi Direct-optie inschakelen volgens een van de volgende methoden.

Vanaf het apparaat
  1. Druk op de knop (Menu) op het bedieningspaneel en selecteer Netwerk > Draadloos > Wi-Fi Direct op het scherm.

  2. Tik op Wi-Fi Direct.

  3. Schakel Wi-Fi Direct in.

Vanaf een computer met netwerkverbinding

Wanneer uw printer een netwerkkabel of een draadloos toegangspunt gebruikt, kunt u Wi-Fi Direct inschakelen en configureren via SyncThru™ Web Service.

  1. Ga naar SyncThru™ Web Service en kies Settings > Network Settings > Wi-Fi > Wi-Fi Direct™.

  2. Schakel Wi-Fi Direct™ in en stel andere opties in.

Het mobiele apparaat instellen

  • Raadpleeg de gebruikershandleiding voor het mobiele apparaat na het instellen van Wi-Fi Direct op uw printer om Wi-Fi Direct in te stellen op het mobiele apparaat.

  • Na het inschakelen van Wi-Fi Direct moet u de toepassing voor mobiel afdrukken downloaden (bijvoorbeeld: Samsung Mobile printer) om af te kunnen drukken vanaf uw smartphone.

[Opmerking]
  • Wanneer u de printer heeft gevonden waar u verbinding mee wilt leggen vanaf uw mobiele apparaat, selecteert u de printer en gaat het LED-lampje op de printer branden. Wanneer u op de WPS-knop van de printer drukt, wordt er verbinding gemaakt met uw mobiele apparaat.

  • Wanneer uw mobiele apparaat Wi-Fi Direct niet ondersteunt, moet u de netwerksleutel van een printer invoeren in plaats van op de WPS-knop te drukken.

Problemen oplossen

Problemen tijdens het instellen of de installatie van het stuurprogramma

Printers niet gevonden
  • Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer aan.

  • De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet aangesloten. Verbind de printer met uw computer door middel van de USB-kabel.

  • De printer ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer op de software-cd die bij het apparaat is geleverd en zorg dat u beschikt over een draadloze netwerkprinter.

Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
  • De printer kan de door u geselecteerde of ingevoerde netwerknaam (SSID) niet vinden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken.

  • Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan.

Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
  • De beveiliging is niet op de juiste manier geconfigureerd. Controleer de beveiliging die op het toegangspunt en de printer is geconfigureerd.

Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
  • Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.

Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
  • De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de netwerkkabel los van uw apparaat.

Verbindingsprobleem - Het IP-adres toewijzen
  • Schakel het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat uit en weer in.

Fout bij verbinding met pc
  • Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen uw computer en het apparaat.

    • Voor een DHCP-netwerkomgeving

      De printer ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op DHCP.

      [Opmerking]

      Als de afdruktaak niet werkt in DHCP-modus, wordt het probleem mogelijk veroorzaakt doordat het IP-adres automatisch is gewijzigd. Vergelijk het IP-adres van het product met het IP-adres van de printerpoort.

      Vergelijken:

      1. Druk het netwerkinformatierapport van uw printer af en controleer vervolgens het IP-adres (zie Een netwerkconfiguratierapport afdrukken).

      2. Controleer het IP-adres van de printerpoort van uw computer.

        1. Klik op het menu Start van Windows.

          • In Windows 8: selecteer in Charms(charms) achtereenvolgens Zoeken > Instellingen.

        2. Voor Windows XP Service Pack 3/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.

          • Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.

          • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers.

          • In Windows 7/ Windows 8: selecteer achtereenvolgens Configuratiescherm > Apparaten en printers.

        3. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.

        4. Voor Windows XP Service Pack 3/2003/2008/Vista, drukt u op Eigenschappen.

          In Windows 7/Windows 8 of Windows Server 2008 R2: selecteer in de contextmenu's de optie Eigenschappen van printer.

          Als bij het item Eigenschappen van printer het teken staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren.

        5. Klik op het tabblad Poort.

        6. Klik op de knop Poort configureren...

        7. Controleer of de Printernaam of het IP-adres: gelijk is aan het IP-adres op het netwerkconfiguratieblad.

      3. Wijzig het IP-adres van de printerpoort als dat afwijkt van het IP-adres in het netwerkinformatierapport.

        Als u de installatie-cd wilt gebruiken om het IP-adres van de poort te wijzigen, maakt u verbinding met een netwerkprinter. Maak vervolgens opnieuw verbinding met het IP-adres.

    • Voor een statische netwerkomgeving

      De printer gebruikt het statische adres als de toewijzingsmethode voor het IP-adres op de computer is ingesteld op Statisch.

      Voorbeeld:

      Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:

      • IP-adres: 169.254.133.42

      • Subnetmasker: 255.255.0.0

      Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:

      • IP-adres: 169.254.133.43

      • Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer).

      • Gateway: 169.254.133.1

Andere problemen

Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen voordoen, controleert u de volgende punten:

[Opmerking]

Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze router) voor specifieke informatie.

  • U kunt geen bekabelde en draadloze netwerken tegelijkertijd inschakelen.

  • Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router) of de printer niet ingeschakeld.

  • Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat. Als de router ver van de printer staat of als er een obstakel in de weg staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken.

  • Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de communicatie met het netwerk te herstellen.

  • Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie blokkeert.

    Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de firewall. Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden.

  • Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te drukken.

  • Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is ingesteld, neemt u contact op met de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze router).

  • Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld.

    Registreer het MAC-adres van het product als u de DHCP-server configureert op het toegangspunt (of de draadloze router). Dan kunt u altijd het ingestelde IP-adres gebruiken dat is ingesteld met behulp van het MAC-adres. U kunt het MAC-adres van uw apparaat vinden door een netwerkconfiguratierapport af te drukken (zie Een netwerkconfiguratierapport afdrukken).

  • Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router).

  • Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth) worden niet ondersteund.

  • Bij draadloze netwerkprinters van Samsung kan de infrastructuurmodus niet tegelijkertijd worden gebruikt.

  • Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk bevinden.

  • De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze signaal kunnen blokkeren.

    Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat bevinden.

    Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze router) staan.

  • De printer mag niet in de buurt staan van andere elektronische apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren.

    Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren, waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten.

  • Telkens als de configuratie van uw toegangspunt (of draadloze router) verandert, moet u het draadloze netwerk van het product opnieuw instellen.

  • Er kunnen maximaal 3 apparaten via Wi-Fi Direct worden aangesloten.

  • Als Wi-Fi Direct is Aan, ondersteunt dit apparaat alleen IEEE 802.11 b/g.

  • Als het toegangspunt is ingesteld om alleen met de 802.11n-standaard te werken, maakt het mogelijk geen verbinding met uw machine.