![]() |
|
|
Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID), een beveiligings-id en een Netwerkwachtwoord voor het netwerk gegenereerd. Vraag uw netwerkbeheerder om deze informatie voordat u verder gaat met de installatie van het apparaat.
U kunt de instellingen van uw draadloze netwerk configureren vanaf het apparaat of de computer. Kies de instellingsmethode uit de onderstaande tabel.
![]() |
|
|
Installatiemethode |
Verbindingsmethode |
Beschrijving & Referentie |
---|---|---|
Met toegangspunt |
Via de computer |
Zie Instellen via USB-kabel voor Windows. |
Zie Toegangspunt zonder USB-kabel voor Windows. |
||
Zie Instellen via USB-kabel voor Mac. |
||
Zie Toegangspunt zonder USB-kabel voor Mac. |
||
Vanaf het bedieningspaneel van het apparaat |
||
Wi-Fi Direct instellen |
Als uw printer en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunen, kunt u de instellingen voor het draadloze netwerk eenvoudig zonder computer configureren via het knopmenu
.
![]() |
|
|
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Controleer of uw apparaat Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Netwerkcomputer (alleen in de PIN-modus)
Er zijn twee methoden waarmee u het apparaat kunt verbinden met een draadloos netwerk.
Met de Push Button Configuration (PBC)-methode kunt u het apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk door te drukken op het knopmenu op het bedieningspaneel van uw apparaat en op de WPS-knop (of PBC-knop) op een toegangspunt dat (of draadloze router die) Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Bij de PIN (Personal Identification Number)-methode kunt u uw apparaat verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de meegeleverde PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt dat (of draadloze router die) WPS (Wi-Fi Protected Setup™) ondersteunt.
De fabrieksinstelling voor uw apparaat is de modus PBC. Deze wordt aanbevolen voor een gewone draadloze netwerkomgeving.
Druk op de knop ( ) op het bedieningspaneel en selecteer > > > .
Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze router).
Volg de instructies op het scherm.
De berichten worden weergegeven op het scherm.
Druk op
> > > .De achtcijferige PIN-code verschijnt op het display.
U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de draadloze router).
Volg de instructies op het scherm.
De berichten worden weergegeven op het scherm.
Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Druk op de knop ( ) op het bedieningspaneel en selecteer > en vervolgens op het scherm.
Het apparaat geeft een lijst met beschikbare netwerken. Nadat een netwerk is geselecteerd, vraagt de printer naar de bijbehorende beveiligingscode.
Selecteer de gewenste Wi-Fi-netwerkoptie.
![]() |
|
Snelkoppeling naar programma zonder CD: Als u het printerstuurprogramma eenmaal hebt geïnstalleerd, hebt u zonder cd toegang tot het programma . |
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken
USB-kabel
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
> > > .Typ X:\
, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-rom-station en klik op .Voor Windows 8:
Als het installatievenster niet wordt weergegeven, gaat u naar
en selecteert u > en zoekt u . Typ X:\Setup.exe, waarbij u 'X' vervangt door de letter van uw cd-romstation, en klik op .Als het pop-upvenster
wordt weergegeven, klikt u op het venster en selecteert u .Controleer en accepteer de installatie-overeenkomst in het installatievenster. Klik daarna op
.Selecteer
in het scherm . Klik daarna op .Selecteer in het scherm
de optie . Klik vervolgens op .Als uw printer al is verbonden met het netwerk, selecteert u
.Selecteer
op het scherm . Klik daarna op .Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken en klik op
.
![]() |
|
Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u de draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op . |
![]() |
|
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk. Voer het netwerkwachtwoord van het toegangspunt (of de router) in. |
Het volgende scherm verschijnt als uw printer Wi-Fi Direct ondersteunt.
Klik op
.
![]() |
|
|
Als het instellen van het draadloze netwerk is voltooid, verwijder dan de USB-kabel tussen de computer en de printer. Klik op
.Selecteer de onderdelen die u wilt installeren.
Volg de instructies in het installatievenster.
PC met WiFi en Windows 7 of hoger en een toegangspunt (router)
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken
![]() |
|
Wanneer het draadloze netwerk wordt ingesteld, gebruikt het apparaat het draadloze LAN van de pc. U kunt mogelijk geen verbinding maken met internet. |
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
> > > .Typ X:\
, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-rom-station en klik op .Voor Windows 8:
Als het installatievenster niet wordt weergegeven, gaat u naar
en selecteert u > en zoekt u . Typ X:\Setup.exe, waarbij u 'X' vervangt door de letter van uw cd-romstation, en klik op .Als het pop-upvenster
wordt weergegeven, klikt u op het venster en selecteert u .Controleer en accepteer de installatie-overeenkomst in het installatievenster. Klik daarna op
.Selecteer
in het scherm . Klik daarna op .Selecteer in het scherm
de optie . Klik vervolgens op .Als uw printer al is verbonden met het netwerk, selecteert u
.Selecteer
in het scherm . Klik daarna op .
![]() |
|
|
Wanneer het instellen van het draadloze netwerk voltooid is, klikt u op
.Volg de instructies in het installatievenster.
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken
USB-kabel
Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en aan staat.
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Selecteer het CD-ROM-volume dat verschijnt in
.Dubbelklik op het pictogram
.Lees de licentieovereenkomst en vink het vakje akkoord voor installatie aan.
Klik op
Selecteer
in het scherm .Klik op
Als het installatieprogramma vraagt om toegang tot de sleutelketen, klikt u op
.
![]() |
|
Als u bij deze stap op hebt geklikt, wordt het venster weergegeven zonder dat er om toegang tot de sleutelketen is gevraagd. Als dit gebeurt, klikt u in het venster op . |
Selecteer op het scherm
en klik vervolgens op .Ga verder met stap 14 als het scherm niet wordt weergegeven.
Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u wilt gebruiken en klik op
.
![]() |
|
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op .Als de beveiliging van het toegangspunt is ingeschakeld, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk. Voer de netwerksleutel van het toegangspunt (of de router) in. |
Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op
.
![]() |
|
|
Het venster
wordt geopend. Klik op .Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op
.Volg de instructies in het installatievenster.
Mac met WiFi en Mac OS 10.7 of hoger en een toegangspunt (router)
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken
Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en aan staat.
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
Selecteer het CD-ROM-volume dat verschijnt in
.Dubbelklik op het pictogram
.Lees de licentieovereenkomst en vink het vakje akkoord voor installatie aan.
Klik op
.Selecteer
in het scherm .Klik op
.Als het installatieprogramma vraagt om toegang tot de sleutelketen, klikt u op
.Als het venster
wordt weergegeven, selecteert u de printer met de naam DIRECT-xxx.
![]() |
|
Als het scherm |
Als het instellen van het draadloze netwerk is voltooid, volgt u de instructies in het installatievenster.
![]() |
|
Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw netwerkconfiguratie. |
Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen.
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Een apparaat met een daarop geïnstalleerde interface voor draadloze netwerken
Netwerkkabel
U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat worden gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te drukken.
Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat handmatig in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport terugvindt.
Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloze netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd) weten. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt u
gebruiken.Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk.
Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten.
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
Klik op SyncThru™ Web Service-website.
in de rechterbovenhoek van deAls u zich voor het eerst aanmeldt bij
, moet u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen.:
:
Als het venster
wordt geopend, klikt u op .Klik op
> .Selecteer de
in de lijst.Klik op
.Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord (netwerkwachtwoord) in en klikt u op
.Het bevestigingsvenster verschijnt. Controleer de instellingen van het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op
.Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten.
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
Klik op SyncThru™ Web Service-website.
in de rechterbovbenhoek van deAls u zich voor het eerst aanmeldt bij
, moet u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven. We raden u om veiligheidsredenen aan het standaardwachtwoord te wijzigen.:
:
Als het venster
wordt geopend, klikt u op .Klik op
.U kunt het Wi-Fi-netwerk in- en uitschakelen.
Wi-Fi Direct biedt een veilige en gebruiksvriendelijke peer-to-peerverbinding tussen een Wi-Fi Direct-printer en mobiel apparaat.
Met Wi-Fi Direct kunt u uw printer aansluiten op een Wi-Fi Direct-netwerk, terwijl deze ook verbonden is met een toegangspunt. U kunt ook tegelijkertijd gebruik maken van een bekabeld netwerk en een Wi-Fi Direct-netwerk, zodat meerdere gebruikers documenten kunnen openen en afdrukken via Wi-Fi Direct en het bekabelde netwerk.
![]() |
|
|
U kunt de Wi-Fi Direct-optie inschakelen volgens een van de volgende methoden.
Druk op de knop ( ) op het bedieningspaneel en selecteer > > op het scherm.
Tik op
.Schakel
in.Wanneer uw printer een netwerkkabel of een draadloos toegangspunt gebruikt, kunt u Wi-Fi Direct inschakelen en configureren via SyncThru™ Web Service.
Ga naar
en kies > > > .Schakel
™ in en stel andere opties in.Raadpleeg de gebruikershandleiding voor het mobiele apparaat na het instellen van Wi-Fi Direct op uw printer om Wi-Fi Direct in te stellen op het mobiele apparaat.
Na het inschakelen van Wi-Fi Direct moet u de toepassing voor mobiel afdrukken downloaden (bijvoorbeeld: Samsung Mobile printer) om af te kunnen drukken vanaf uw smartphone.
![]() |
|
|
Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer aan.
De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet aangesloten. Verbind de printer met uw computer door middel van de USB-kabel.
De printer ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer op de software-cd die bij het apparaat is geleverd en zorg dat u beschikt over een draadloze netwerkprinter.
De printer kan de door u geselecteerde of ingevoerde netwerknaam (SSID) niet vinden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken.
Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan.
De beveiliging is niet op de juiste manier geconfigureerd. Controleer de beveiliging die op het toegangspunt en de printer is geconfigureerd.
Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.
De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de netwerkkabel los van uw apparaat.
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat uit en weer in.
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen uw computer en het apparaat.
Voor een DHCP-netwerkomgeving
De printer ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op DHCP.
![]() |
|
Als de afdruktaak niet werkt in DHCP-modus, wordt het probleem mogelijk veroorzaakt doordat het IP-adres automatisch is gewijzigd. Vergelijk het IP-adres van het product met het IP-adres van de printerpoort. Vergelijken:
|
Voor een statische netwerkomgeving
De printer gebruikt het statische adres als de toewijzingsmethode voor het IP-adres op de computer is ingesteld op Statisch.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
IP-adres: 169.254.133.42
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
IP-adres: 169.254.133.43
Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer).
Gateway: 169.254.133.1
Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen voordoen, controleert u de volgende punten:
![]() |
|
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze router) voor specifieke informatie. |
U kunt geen bekabelde en draadloze netwerken tegelijkertijd inschakelen.
Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router) of de printer niet ingeschakeld.
Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat. Als de router ver van de printer staat of als er een obstakel in de weg staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken.
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de communicatie met het netwerk te herstellen.
Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie blokkeert.
Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de firewall. Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden.
Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te drukken.
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is ingesteld, neemt u contact op met de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze router).
Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld.
Registreer het MAC-adres van het product als u de DHCP-server configureert op het toegangspunt (of de draadloze router). Dan kunt u altijd het ingestelde IP-adres gebruiken dat is ingesteld met behulp van het MAC-adres. U kunt het MAC-adres van uw apparaat vinden door een netwerkconfiguratierapport af te drukken (zie Een netwerkconfiguratierapport afdrukken).
Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router).
Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth) worden niet ondersteund.
Bij draadloze netwerkprinters van Samsung kan de infrastructuurmodus niet tegelijkertijd worden gebruikt.
Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk bevinden.
De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze signaal kunnen blokkeren.
Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat bevinden.
Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze router) staan.
De printer mag niet in de buurt staan van andere elektronische apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren.
Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren, waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten.
Telkens als de configuratie van uw toegangspunt (of draadloze router) verandert, moet u het draadloze netwerk van het product opnieuw instellen.
Er kunnen maximaal 3 apparaten via
worden aangesloten.Als
is , ondersteunt dit apparaat alleen IEEE 802.11 b/g.Als het toegangspunt is ingesteld om alleen met de 802.11n-standaard te werken, maakt het mogelijk geen verbinding met uw machine.